In de Tweede Kamer is opnieuw commotie ontstaan over de grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van onderwijs. De aanleiding was een ongepaste opmerking van de minister van onderwijs. De minister toonde begrip voor het afwijzen van homoseksualiteit door reformatorische scholen. Kamerleden hadden geen begrip en de minister keerde op zijn schreden terug. In plaats van de minister echter aan te spreken op basis van de Algemene wet gelijke behandeling, koos men ervoor om artikel 23 van de Grondwet weer eens ter discussie te stellen. Er ontstond zelfs een rangorde van vrijheden. Eerst die van de meningsuiting en daaraan ondergeschikt die van onderwijs en godsdienst.

Politieke partijen die dit verkondigen en zich op de absolute vrijheid van meningsuiting beroepen, zijn bezig een uniforme samenleving van ‘ons soort mensen’ te creëren. Een samenleving die niet langer de democratische waarden en normen van minderheden wil beschermen, die zich ten doel stelt alleen inclusief te zijn voor mensen die passen in het seculiere format van het dikke ‘ik’ en die zich doelbewust afkeert van diversiteit en pluriformiteit. Deze ontwikkeling krijgt trekken van het Orwelliaanse schrikbeeld dat iedereen weliswaar gelijk is, maar sommigen toch meer dan anderen.

Wij kunnen ons niet voorstellen dat dit de wens is van de meerderheid van de Tweede Kamer. Deze ontwikkeling baart ons dan ook grote zorgen en noopt tot reflectie en bezinning.

Als katholieken verstaan we ons als een maatschappelijke beweging die doorheen de eeuwen tegen de stroom in roeit. Katholieke scholen staan van oudsher en overal ter wereld open voor alle leerlingen. Iedereen is welkom en ieder kind is gewenst. Katholieke scholen verzorgen geen onderwijs voor katholieken, maar omdat zij katholiek zijn. Dat is een dienst aan de samenleving. Wij doen dat vanuit een eigen beeld van de mens, van de maatschappij en van God.

Het is Christus die ons heeft verlost en ons vrij heeft gemaakt. Dat is ook de opdracht van het onderwijs. We willen leerlingen vormen tot goede mensen, die goed leven en goed handelen. Leerlingen die aandacht hebben voor anderen en een bijzonder oog voor de zwakkeren.

Vrijheid is hierbij een basisvoorwaarde, maar ze is altijd gekoppeld aan verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend leggen katholieke scholen zich nadrukkelijk toe op de ontwikkeling van persoonlijke en maatschappelijke competenties van leerlingen. We begeleiden leerlingen naar zelfstandigheid, opdat ze als onafhankelijke en vrije mensen zelf hun boontjes kunnen doppen. Katholieke scholen verzorgen onderwijs voor de mens, voor iedere mens en voor de hele mens. Onderwijs voor hoofd, hart en handen. We leren leerlingen, dat zij verantwoordelijkheid dragen voor anderen en voor de wereld waarin wij leven. Samen zijn wij verantwoordelijk voor ons gemeenschappelijk huis.

Gelukkig is onderwijs in Nederland tot op heden nog geen speelbal van de politiek, maar a priori een zaak van de samenleving zelf. Laat ons dat vooral zo houden.

Vrijheid van onderwijs includeert iedereen, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke achtergrond dan ook. In een wereld van vrijheid, gelijkheid en broederschap is de een nooit belangrijker dan de ander.

We roepen alle politici van goede wil op, om samen verantwoordelijkheid te nemen voor onze samenleving en ons onderwijs, opdat alle leerlingen mogen groot groeien in een vreedzame, diverse en pluriforme samenleving, waarin zij mogen zijn, wie ze zelf willen. Dat is uiteindelijk het beste voor onze kinderen.

Mgr. dr. Jan W.M. Hendriks
bisschop van Haarlem-Amsterdam en
bisschopreferent katholiek onderwijs

Diaken drs. Titus G.W. Frankemölle
voorzitter van de Nederlandse Katholieke Schoolraad

Download

Dit opiniestuk is verschenen in het Katholiek Nieuwsblad, nr. 50, van 11 december 2020. De opgemaakte tekst is hier binnenkort ook als pdf te downloaden.

Categories: Nieuws